De eerste telegraafverbinding in ons land kwan tot stand door de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) in 1845. Op 1 december 1852 startte de dienst der Rijkstelegrafie, die toen nog wel concurrentie had van de spoorwegmaatschappijen.
Op 1 oktober 1854 kwam er een vestiging van de Rijkstelegraaf in Zwolle. De eerste directeur was W.E. Ringer. Vanaf 6 juni 1864 kon het publiek ook gebruik maken van het telegraafkantoor van de Centraal Spoorweg Maatschappij en vanaf 1 oktober 1866 van het telegraafkantoor van de Maatschappij ter Exploitatie van Staatsspoorwegen.
Op 16 september 1933 werd in Zwolle het telegraaf- en telefoonkantoor pas samengevoegd met het postkantoor.
Envelop voor het bezorgen van een telegram, overgeseind door de Rijkstelegraaf van 's-Gravenhage naar Zwolle op 30 mei 1864.
De bezorging van het overgeseinde bericht was vrachtvrij, de afzender had er al voor betaald.
Formulier (model B1) met een bericht overgeseind uit Den Haag naar Zwolle, 18 februari 1865.
Iets over de telegrafie in Nederland Iemand die een telegram wilde versturen moest zijn mededeling op het telegraafkantoor afgeven. Er waren diverse typen aanbiedingsformulieren in gebruik. Ook was het mogelijk het bericht per post naar het telegraafkantoor te sturen, per brief of briefkaart (vroeger vonden toch regelmatiger buslichtingen plaats) of telefonisch door te geven. De mededeling werd vervolgens met een morseapparaat overgegeseind. De kosten van het overseinen konden kontant of in rekeningcourant (met maandelijkse facturering) worden betaald. Tussen 1877 en 1920 waren telegramzegels in gebruik, die op de aanbiedingsformulieren, brieven of (achterzijde van) briefkaarten werden geplakt, ter vooruitbetaling van de seinkosten. De zegels dienden geplakt te worden op het telegramformulier dat de afzender op het kantoor der Rijkstelegrafie aanbood, de zogenoemde minuut. Na aanbieding vernietigde de ambtenaar de zegels middels doorboring c.q. het aanbrengen van een stempel (vanaf 1911), controleerde de zegels op echtheid en doorkruiste ze dan met een blauw potlood of inkt en seinde het bericht vervolgens over naar het kantoor bij of in de woonplaats van de geadresseerde. De minuut werd tenminste 15 maanden op het kantoor bewaard, waarna deze werd vernietigd. De ambtenaar op het telegraafkantoor aan de andere kant van de lijn schreef het bericht op een daartoe gebezigd formulier. Later plakte hij een strookje met het bericht op het formulier. Het formulier werd vervolgens door eigen bestellers van de Rijkstelegrafie bezorgd.
We kunnen enkele hoofdtypen van deze formulieren onderscheiden, te weten: Telegrammen die in een enveloppe bij de geadresseerde werden bezorgd; telegramvouwbladen die met een sluitzegel werden dichtgeplakt; kaarttelegrammen en gelukwenstelegrammen. Geld kon men ook doen betalen via een telegrafische postwissel. |
Laatst bijgewerkt op
15.09.2023 10:24
uur.
Copyright © 2019 -
G.L. van Welie FRPSL
Secretaris van de Nederlandse Academie voor Filatelie
Representative of the Royal Philatelic Society London for the Netherlands
Niets uit deze website mag worden gekopieerd, verspreid en/of gepubliceerd zonder schriftelijke toestemming van de auteur.
Heeft u aanvullingen of opmerkingen?